Hoofdmenu Beveiliging
Datacomm Elektronica

DATACOMM - ISDN

INDEX
A - B - C - D - E - F - G
H - I - J - K - L - M - N
O - P - Q - R - S - T - U
V - W - X - Y - Z
Inleiding
ISDN - Integrated Services Digital Network - maakt het mogelijk om met 1 telefoonnummer te kunnen bellen en faxen of modemmen op het zelfde moment. Een kastje aan de muur is voldoende, er hoeft geen nieuwe kabel van buiten, het huis ingelegd te worden.

Al enige jaren vindt het telefoonverkeer tussen de centrales digitaal plaats. Met ISDN is de communicatie tussen telefoon en centrale ook digitaal. Daarvoor moet dan wel een digitale telefoon aangeschaft worden.

In Nederland is ISDN gestart in 1989 met een proefproject in Rotterdam. In 1991 werd een begin gemaakt met het aanbieden van ISDN in de grote steden, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. In 1996 was al het verkeer tussen de telefooncentrales digitaal.

Bij onderstaande verklarende woordenlijst ligt de nadruk op een ISDN-2 aansluiting.
- A -

a/b
De a/b Adapter maakt een analoog apparaat geschikt voor aansluiting op de S-bus.

Afsluitadapter
Als de randapparaten zich op een plaats bevinden, kan er gebruik gemaakt worden van een afsluitadapter. Deze is meestal voorzien van afsluitweerstanden. Op de afsluitadapter kunnen 1 of maximaal 8 randapparaten aangesloten worden. Er wordt dan gesproken van een punt-punt-aansluiting.

De afstand tussen de NT1 en de afsluitadapter mag maximaal 150 meter zijn.
De afstand tussen de afsluitadapter en het randapparaat mag maximaal 10 meter zijn.
De NT1 en de afsluitadapter moeten voorzien zijn van afsluitweerstanden.
De NT1 moet ingesteld staan op een korte passieve bus.

Afsluitweerstand
De afsluitweerstand voor de S0-bus is 100E. Deze moet in de NT1 en op het verste punt van de S-bus aangesloten zijn. Op beide uiteinden komt er een weerstand tussen de receive en de transmit aders. De receive en transmit aders zijn 2 aan 2 getwist.

De afsluitweerstanden zijn nodig om reflecties in de kabel te voorkomen. Deze reflecties verstoren het oorspronkelijke signaal en zorgen voor een slecht ontvangst van het signaal door de aangesloten apparatuur. Alleen als de NT1 op het einde van de kabel is aangesloten, worden de weerstanden door middel van een schakelaar op de lijn geplaatst.

AL1
Alarm beveiliging, klasse 1.

AL2
Alarm beveiliging, klasse 2. Een AL2 verbinding is alleen mogelijk bij een Point to Multipoint aansluiting. Er wordt een constante verbinding opgebouwd naar het Datanet-1 netwerk. Bij deze constante verbinding via het D-kanaal, zijn beide B-kanalen vrij voor gebruik.

Ieder 10 seconde komt er een RR (Receive Ready) van het net. Wordt deze RR twee keer gemist, dan wordt de verbinding verbroken en opnieuw opgebouwd. Als er binnen de pollingtijd weer een correcte verbinding is, dan zal de meldkamer niet reageren.
- B -
Bedrading
Het ISDN-netwerk maakt voor het grootste deel gebruik van glasvezelkabel. Het deel tot de gebruiker gaat over 1 aderpaar, zoals ook bij analoge communicatie het geval is. De ISDN-verbinding is full-duplex en maakt gebruik van echo-cancellation. Het netwerk gaat tot de NT1 dus over 1 aderpaar.

Na de NT1 gaat het over 2 aderparen, 1 aderpaar voor het zenden (TX, Transmit) en 1 aderpaar voor het ontvangen (RX, Receive). Tussen beide aderparen staat de voedingsspanning (40V dc) voor de telefoons. Bij het uitvallen van de netspanning op de NT1 wordt de polariteit van de voedingsspanning omgedraaid.

Door het omdraaien van de polariteit zien de aangesloten toestellen dat er geen netspanning meer aanwezig is. In deze situatie mag er maar stroom worden afgenomen voor 1 telefoontoestel.

Belsignaal
De KPN verstuurd maximaal 18 belsignalen en verbreekt daarna de kiespoging.

B-kanaal
Het B-kanaal zorgt voor de overdracht van spraak of datacommunicatie. De bandbreedte van het B-kanaal is 64Kbps (Kilo bits per seconde).
- C -
Centrales
Het ISDN netwerk bestaat uit 22 Districtcentrales, 120 Knooppuntcentrales en 1380 Eindcentrales.

CLIP
Calling Line Identification Presentation. Hierbij wordt het bellende nummer weergegeven bij degene die gebeld wordt.

CR
Call Reference.

Closed User Group (CUG)
Hierbij kunnen alleen de gebruikers die het zelfde CUG nummer hebben met elkaar communiceren. Een NT1 aansluiting kan maximaal 16 CUG nummers hebben. Een CUG nummer bestaat uit 4 cijfers die niet aan derden gegeven mogen worden. In plaats daarvan wordt gebruik gemaakt van een CUG index nummer van 1 t/m 16. Een closed user group kan een onbeperkt aantal gebruikers hebben.

Circuit-switching
Bij circuit-switching wordt een end-to-end-verbinding opgebouwd tussen twee gebruikers. Deze verbinding wordt voor de volledige gebruikersduur aan de gebruikers toegewezen. De verbinding blijft aanwezig tot een van de gebruikers de verbinding verbreekt.
- D -
Datanet-1
Unidata Datanet-1 is een openbaar nationaal data-netwerk dat gekoppeld is aan circa 200 soortgelijke netwerken in meer dan 90 landen. Gegevens kunnen in 'pakketjes' van het computersysteem van locatie A naar dat van locatie B verstuurd worden.

De pakketjes zijn maximaal 1.024 bits (128 karakters) groot. Het transport gebeurt via het X.25 protocol.
Datanet 1 maakt veel verschillende applicaties mogelijk. De tarieven bestaan uit abonnements- en gebruikskosten.

Digi-Access
Digi-Acces maakt het mogelijk om via het D-kanaal van de ISDN aansluiting te pinnen en alarmverbindingen te realiseren. Dit is alleen mogelijk op een Point-to-Multipoint, ISDN-2 aansluiting en elk apparaat moet een afzonderlijk MSN nummer hebben.

Met Digi-Access wordt een verbinding tot stand gebracht tussen ISDN en Datanet-1. Datanet-1 werkt met het X.25 protocol. De communicatie van ISDN naar Datanet-1 wordt in 4 lagen opgebouwd.

Er zijn 3 Digi-Access abonnementen mogelijk.
- Digi-Access Pin
- Digi-Access Alarm
- Digi-Access Standaard

Bij Digi-Access Pin kunnen er maximaal 8 pin betaalautomaten op het D-kanaal aangesloten worden.
De maximale snelheid is 2400 bps en er is 1 VC.

Bij Digi-Access Alarm wordt de verbinding met de PAC constant gecontroleerd, waardoor eventuele sabotage direct wordt gesignaleerd. Deze verbinding wordt veel toegepast door bedrijven met een hoge risico klasse (AL2).
De maximale snelheid is 300bps er is 1 VC.

Digi-Access Standaard is in principe bedoeld voor het frequent verzenden van kleine hoeveelheden data. Dit kan o.a. gebruikt worden voor Electronic Data Interchange (EDI = verzenden elektronische formulieren).
De maximale snelheid is 9600 bps en er zijn 1 t/m 8 VC's mogelijk.

Om apparatuur aan te sluiten op Digi-Access (pin of standaard) kan de Digivox Unidata van KPN gebruikt worden. Voor Digi-Access Alarm is er speciale apparatuur te koop bij beveiligingsbedrijven.

D-kanaal
Het D-kanaal zorgt voor de opbouw van de verbinding. Het is echter ook mogelijk om over het D-kanaal data te versturen. Deze data wordt gebruikt bij PIN apparatuur, beveiliging en eventueel andere terminal apparatuur. De bandbreedte van het D-kanaal is 16Kbps (ISDN-2) of 64Kbps (ISDN-30). Datacommunicatie over het D-kanaal van een ISDN-2 aansluiting heeft een maximale snelheid van 9600 bps.
- E -
Echo-cancellation
Bij echo-cancellation wordt over 1 aderpaar voor zowel de heen- als de terugweg de volle bandbreedte gebruikt. De signalen lopen dus door elkaar heen. De ontvangstzijden krijgen dus het signaal van de andere zendzijde, maar ook van de eigen zendzijde (de echo).

Aan beide zendzijden wordt het eigen zendsignaal door een inverter geleid en net zo groot gemaakt als het eigen echo-signaal. De geinverteerde signaal en het echo-signaal worden bij elkaar opgeteld, waardoor het echo-signaal wordt opgeheven.
- F -
Fax
Voor ISDN is er een fax (klasse IV) die 6 tot 10x sneller is dan een klasse II en III fax. Daarnaast is de beeldkwaliteit van de nieuwe fax aanzienlijk beter.
- H -
HDSL
High-bit-rate Digital Subscribe Lines. Bij gebruik van HDSL-modems gaat het 2Mbps-signaal over 3 aderparen. Het signaal wordt gemultiplext en verdeeld over de 3 aderparen en daarna gedemultiplext.

Hierdoor hoeft er minder geregenereerd te worden. Over dezelfde 3 aderparen gaan de signalen zowel heen als terug, door elkaar heen. Deze techniek heet (echo-cancellation) echo-onderdrukking en wordt ook gebruikt bij analoge modems en bij ADSL.

Hook
De toestand van de hoorn op het telefoontoestel (off hook = van de haak en on hook = op de haak)
- I -
IDK
Een IDK toestel geeft een reeks pulsen als er een toets wordt ingedrukt.

Internationaal
ISDN wordt ook buiten Nederland toegepast, waardoor ook een snelle digitale verbinding naar het buitenland mogelijk is. Niet elk land gebruikt echter het zelfde type ISDN of protocol. Zo is er ISDN met 64Kbps (Euro-ISDN) en met 56Kbps. Daarnaast is er het X.75, V.110 en V.120 (VS) protocol.

Niet alle apparatuur ondersteund het V.120 protocol. Landen waarmee een ISDN koppeling mogelijk zijn: Australie - Belgie - Canada - Denemarken - Duitsland - Finland - Frankrijk - Groot Brittannie (BT en Mercury) - Hong Kong - Ierland - Israel - Italie - Japan (IDC, ITJ en KDD) - Luxemburg - Nieuw Zeeland - Noorwegen - Oostenrijk - Portugal - Singapore - Spanje - Verenigde Staten (AT&T, MCI en US Sprint) - Zweden - Zwitserland.

ISDN-2
Een ISDN-2 aansluiting heeft twee B-kanalen (64kbps) en een D-kanaal (16kbps). De B-kanalen zijn communicatie kanalen en het D-kanaal is een signaleringskanaal. Het B-kanaal geeft aan hoeveel randapparaten er tegelijkertijd gebruikt kunnen worden.

Dit type aansluiting wordt gebruikt bij particulieren en kleine bedrijven. De twee B-kanalen kunnen gelijktijdig gebruikt worden of samengevoegd worden tot een B-kanaal van 128Kbps. Een ISDN-2 aansluiting wordt ook wel een Basic Rate Interface (BRI), Basic Rate Access (BRA) of 2B+D genoemd.

Naast ISDN-2 is er ook nog ISDN-2a. Bij ISDN-2a is er naast twee B-kanalen ook een analoog kanaal aanwezig op de NT1, waardoor er drie gesprekken in een keer gevoerd kunnen worden.

ISDN-30
Een ISDN-30 aansluiting heeft dertig B-kanalen (64kbps) en een D-kanaal (64kbps). Dit type aansluiting wordt gebruikt bij grote bedrijven. Een ISDN-30 aansluiting wordt ook wel een Primary Rate Interface (PRI), Primary Rate Access (PRA) of 30B+D genoemd.

Een ISDN-30 verbinding gaat meestal over 2 koperparen. Bij de S-bus wordt er zelden glasvezel gebruikt. Bij het gebruik van koperkabel bij ISDN-30 kan er gebruik gemaakt worden van PDL of HDSL.

IS/RA
IS/RA (InfraStructuur/RAndapparatuur) vormt de scheiding tussen het openbare netwerk en het netwerk bij de eindgebruiker. Hier komt de kabel van de KPN op binnen en aan de andere zijde wordt de 2 aderig kabel voor de NT1 aangesloten.

In de NT1 wordt de tweedraads-verbinding omgezet in een vierdraads S-bus. Op de 2 aderig kabel staat het digitale signaal en een gelijkspanning van 94V dc.
- L -
Laag 1 - Fysiek
De communicatie van ISDN naar Datanet-1 wordt in 4 stappen opgebouwd. Deze stappen worden lagen (layers) genoemd. In totaal kunnen er 7 lagen zijn. Voor de ISDN verbinding zijn de eerste 3 lagen het belangrijkst.

Bij laag 1 is er een fysieke verbinding van een eindpunt (bijvoorbeeld de ISDN alarmoverdrager of de ontvanger van de meldkamer), naar het netwerk, zoals ISDN of Datanet-1. Laag 1 is een echte hardware laag. Het gaat hier om de afmetingen van de connector, de spanningsniveaus van signalen, impedanties enz. De andere lagen zijn software lagen.

Het medium waar de informatie over getransporteerd wordt, koper, glasvezel, de ether enz., wordt wel laag 0 genoemd. De fysieke aanwezigheid wordt in eerste instantie gecontroleerd door de DC lijnspanning meting. Tevens wordt in deze laag de F7 status van de ISDN chip geactiveerd indien het netwerk reageert op een Activation Request van de randapparatuur en continu bewaakt. Ook zorgt deze laag o.a. voor timing, synchronisatie en het schakelen tussen de 'low power' en 'operating power' mode.

Laag 2 - Datalink
Laag 2 is de datalink laag waarmee een logisch kanaal wordt gevormd, die zorgt voor de verpakking van de datapakketten. Tevens wordt gezorgd voor de toegang tot het D-kanaal. Deze laag zorgt ook voor de foutcontrole op bit niveau. Tot op zekere hoogte is het herstellen van fouten mogelijk.

Het is de communicatie tussen het eindpunt en het netwerk. Hierin wordt nog geen verbindingsopbouw uitgevoerd. Wel wordt deze laag elke 9 seconden gecontroleerd door het netwerk met een Receiver Ready naar het randapparaat. Elke 10 seconden controleert het randapparatuur of dit daadwerkelijk gebeurt.

Bij het ontbreken van de Receiver Ready stuurt het randapparaat zelf een Receiver Ready naar het netwerk en controleert of het netwerk antwoord. De bewaking van Receiver Ready wordt uitgevoerd door het randapparaat. De aanwezigheid van een Receiver Ready geeft echter nog geen garantie voor communicatie tussen de twee eindpunten, daarom wordt er gebruikt gemaakt van polling.

Laag 2 beheert en controleert de communicatie tussen de ISDN apparatuur en Datanet-1. Door de continu controle in laag 2 resulteert een storing in afbouw van laag 3, welke weer een boodschap naar de randapparatuur stuurt.
Een storing in laag 2 kan ontstaan als er een verkeerde TEI waarde in het randapparaat is geprogrammeerd of als 2 randapparaten op de S-bus een zelfde TEI waarde hebben.

Laag 3 - Netwerk
In laag 3 wordt de verbinding opgebouwd door een Call Setup. De opgebouwde communicatie in laag 3 wordt continu bewaakt door de netwerken. Bij een uitval of storing in deze communicatie wordt direct een boodschap naar de randapparatuur gestuurd, waar de oorzaak van deze uitval of storing in detail wordt vermeldt.

Zodra de randapparatuur deze oorzaken kan detecteren en interpreteren spreekt men van een netwerksignalering. Deze laag zorgt dus voor de routering van de datapakketten. In de netwerklaag zitten routetabellen met informatie over de te volgen weg.

Laag 4 - Transport
In deze laag wordt de uiteindelijke data verstuurd. Alle data die via laag 4 wordt verstuurd krijgen een eigen oplopend nummer van het netwerk. Op alle data volgt een bevestiging van het netwerk, ook weer met een opvolgend nummer.

Als de laag 4 data is afgeleverd bij de ontvanger is dit direct bekend bij de zender. Indien de datastroom te lang is zorgt de transportlaag voor het opdelen in datapakketten. Tevens zorgt de transportlaag voor het in juiste volgorde verbinden van de ontvangen datablokken.

Laag 5 - Sessie
Tijdens de verbinding zorgt de sessielaag voor de afhandeling van de communicatiesessie. Eventueel regelt deze laag de toegang indien meerdere gebruikers dezelfde applicatie gebruiken.

Laag 6 - Presentatie
Deze laag zorgt voor de juiste presentatie van de gegevens. Dit kunnen karakters (ASCI) zijn maar ook commando's.

Laag 7 - Toepassing
Laag 7 wordt de applicatielaag of toepassingslaag genoemd. Deze laag bevat de eindgebruikers, bijvoorbeeld applicatie programma's zoals Word, E-mail, enzovoort.

Lijnsynchronisatie
Per 1 januari 2001 geldt dat volgens beleid van KPN, de continu synchronisatie uitsluitend geleverd wordt op Point-to-Point configuraties en Digi-Access.

In alle overige gevallen levert KPN geen continu synchronisatie meer. Bij storingsopheffing blijft het voorlopig wel mogelijk om dit te activeren als dat nodig is. Het uitgangspunt is dat randapparatuur deactivatie van laag 1 moeten ondersteunen.

Load-sharing
Bij load-sharing worden 2 B-kanalen samengevoegd tot een bandbreedte van 128kbps. De informatie wordt over deze twee kanalen verdeeld. Op dat moment moet er betaald worden voor 2 openstaande verbindingen.

Logische kanalen
Logisch kanaal is een andere benaming voor een virtueel circuit.

Lokaal Netwerk
Het lokale netwerk heeft een ster structuur. Vanaf de lokale centrale gaan er twee koper draden naar de gebruiker, hiervoor wordt de bestaande bekabeling gebruikt. De maximale afstand tussen de gebruiker en de lokale centrale is 7km.

De bitsnelheid op het lokale netwerk is 192kbit/s (144kbit/s netto) bij een full-duplex overdracht. De lijnspanning op het lokale netwerk is 90V. Er kan geen analoog telefoontoestel op het lokale ISDN netwerk aangesloten worden.
- M -
MSN
Multiple Subscriber Numbers (MSN) maken het mogelijk om een ISDN-2 aansluiting (die standaard een hoofdnummer krijgt) uit te breiden met meerdere telefoonnummers. Op deze manier komt een telefoonnummer direct op het toestel terecht, waar het voor bestemd is. Standaard zijn er 3 MSN nummers beschikbaar en dit kan uitgebreid worden naar 7.

Het ISDN apparaat kan zo geprogrammeerd worden dat het alleen op het geprogrammeerde MSN nummer reageert. Als er geen MSN nummer geprogrammeerd is, reageert het apparaat op elke oproep.
- N -
NT1
Op het NT1 kastje, kunnen twee kabels voor ISDN-apparatuur aangesloten worden. Deze Network Terminator (NT1) zorgt ervoor dat de kabel naar de centrale op een juiste wijze wordt afgesloten. De twee aansluitingen van de NT1 zijn intern met elkaar doorverbonden.

Bij ISDN toestellen zonder eigen voeding, moet de 230V steker van de NT1 aangesloten worden. Zonder deze voeding kan er maar 1 toestel (zonder eigen voeding) door het ISDN netwerk gevoed worden. Dit toestel moet op deze mogelijkheid ingesteld zijn.

Als de 230V voeding van de NT1 is aangesloten kunnen er maximaal 4 randapparaten gevoed worden. De overige randapparaten moeten een eigen voeding hebben.

In de NT1 zijn schakelaars aanwezig voor het aansluiten van de afsluitweerstanden en een schakelaar voor de instelling van een korte passieve bus of een lange passieve bus. Bij een korte afstand is de instelling van de laatste schakelaar niet van belang.
- O -
Oproepcodes
Om te zorgen dat een fax alleen contact maakt met een fax, wordt er gebruik gemaakt van oproepcodes. Bij ISDN kun je met de telefoon geen fax aan de lijn krijgen.

Elk apparaat heeft zijn eigen oproepcodes.
.0 = beeldtelefoon
.1 = gewone spraak
.2 = a/b diensten (analoog, zoals we die nu kennen)
.3 = X.21 diensten
.4 = Telefax Group IV
.5 = Bildschirmtext (BTX, 64Kbps) Duits
.6 = nvt
.7 = Data (64Kbps)
.8 = X.25 diensten
.9 = Teletex 64
10 = Mixed Mode
11 = nvt
12 = nvt
13 = Telewerken
14 = Grafiktelefondienst
15 = BTX (nieuwe standaard).
Deze oproepcode wordt via het D-kanaal verstuurd.
Het is wel belangrijk dat een ISDN-telefoon ook de oproepcode (2) van een analoge telefoon kan ontvangen.

OSI-model
Een ISDN verbinding is opgebouwd uit 7 lagen. Deze 7 lagen zijn volgens het OSI-model opgebouwd en worden ISDN Protocol Referentie Model (ISDN PRM) genoemd, zoals vastgelegd door de ITU organisatie. Iedere laag bestaat uit 1 of meer functies. Die lagen zijn:
1 - Fysieke laag
2 - Datalinklaag
3 - Netwerklaag
4 - Transportlaag
5 - Sessielaag
6 - Presentatielaag
7 - Applicatielaag
Voor de lagen 4 t/m 7 kan de gebruiker zijn eigen protocol kiezen. De gebruiker is verantwoordelijk voor een juiste werking van deze lagen.
- P -
PABX
Private Automated Branch Exchange (ISDN huiscentrale). De huiscentrale wordt ook wel een NT2 genoemd. De verbinding tussen de NT1 en de NT2 heet de T-bus. De verbinding tussen de huiscentrale en de randapparatuur is de S-bus. De huiscentrale maakt het mogelijk intern te communiceren zonder telefoonkosten. Pas als een buitenlijn (via T-bus) wordt gekozen worden er telefoonkosten in rekening gebracht.

Packet-switching
Bij packet-switching worden berichten, voordat deze worden verstuurd, eerst in pakketjes opgedeeld. Aan de ontvangende zijde worden de pakketjes weer samengevoegd tot het oorspronkelijke bericht.

Packet-switching wordt door ISDN ondersteund of ISDN zal toegang verlenen tot een packet-switching-dienst, zoals dit het geval is bij Digi-Access voor het maken van een verbinding met Datanet-1.

PDL
Primaire Digitale Lijnsystemen. Hierbij worden 2 koperparen gebruikt. 1 koperpaar voor de heen weg en 1 koperpaar voor de terug weg. Bij PDL is er sprake van 2x 2Mbps full-duplex verbinding.

Om de 1 of 2km is er een regenerator om het bitsignaal te verversen. Vaak wordt bij PDL 3 aderparen gebruikt, het derde aderpaar wordt gebruikt voor signalering bij problemen met de regenerator.

PSTN
Het analoge telefoonnetwerk.

Point-to-Multipoint
Bij de Point-to-Multipoint aansluiting kunnen er maximaal 8 apparaten op de S0-bus van de NT1 aangesloten worden. De telefoonnummers bestaan uit een hoofdnummer en 3 of 7 MSN nummers.

Bij het aanvragen van een ISDN-2 lijn moet opgegeven worden of er een Point-to-Point of Point-to-Multipoint aansluiting gewenst is.

Bij een Point-to-Multipoint configuratie (S-bus) is de maximale afstand tussen de NT1 en de laatste TE (Terminal Equipment) 200 meter. Als de afstand tussen de verschillende TE's binnen 50 meter liggen, dan mag de afstand tussen de NT1 en de eerste TE maximaal 500 meter zijn.

Point-to-Point
Het Point-to-Point Protocol (PPP) is een standaard voor Internet geworden. Er zijn twee vormen van PPP, asynchrone PPP en synchrone PPP. Asynchrone PPP wordt gebruikt om twee machines via een modem te verbinden, synchrone PPP wordt gebruikt bij ISDN-verbindingen tussen twee computers.

Als een Internetapplicatie met asynchrone PPP werkt dan is een asynchroon naar synchroon protocol conversie nodig om Point-to-Point over ISDN mogelijk te maken.

Bij de Point-to-Point aansluiting op ISDN wordt er maar een apparaat op de T-bus van de NT1 aangesloten. Meestal is dit apparaat een ISDN telefooncentrale. Bij een Point-to-Point aansluiting verschillen alleen de laatste 2 cijfers van de telefoonnummers en per NT1 zijn er 10 telefoonnummers.

Er wordt gebruik gemaakt van direct dailing (DDI) om een verbinding op te bouwen.
Bij een Point-to-Point configuratie is de maximale afstand tussen de NT1 en de TE (Terminal Equipment) 1000 meter.

Polling
Bij een pollingtijd van 90 seconde gaat er iedere 90 seconde een kort bericht naar de meldkamer, de SIA0 boodschap. Dit is eenrichtingsverkeer, de ontvangst van de boodschap wordt niet door de meldkamer bevestigd.

Deze polling wordt door het randapparaat verstuurd en geeft daarom 100% garantie dat de verbinding tussen de twee eindpunten aanwezig is. De verbinding wordt ook gecontroleerd door het netwerk zelf, maar dit is geen 100% garantie. Toch is deze netwerk controle zo goed dat vaak voor een 15 minuten polling wordt gekozen.

PSTN
Het analoge telefoon netwerk.
- R -
Router
Bij gebruik van een ISDN-router kunnen 2 netwerken (LAN) aan elkaar gekoppeld worden. Op elk netwerk moet dan een router aangesloten worden.

Moet de informatie op het eigen netwerk blijven, dan doet de router niets. Is de informatie voor een ander netwerk bestemd, dan maakt de router contact met de router van het andere netwerk.
- S -
S-bus
De kabel tussen het NT1 kastje en de ISDN-apparatuur heet de S-bus. Deze kabel heeft 8 aders waarvan de middelste 4 aders gebruikt worden. Aan de kabel zitten RJ45 connectoren. De apparatuur wordt parallel op de S-bus aangesloten.

Alle kabels van de S-bus moeten 1 op 1 zijn. Let op, bij het gebruik van splitters zijn er vaak aders getwist. Ook kunnen splitters of wandcontactdozen weerstanden bevatten, waardoor de waarde van de afsluitweerstanden niet meer klopt.

De kabel moet voorzien zijn van twisted pairs (UTP = Unshielded Twisted Pair of STP = Shielded Twisted Pair). In de meeste gevallen wordt UTP gebruikt, omdat de capacitaire werking van de afscherming van de STP kabel een negatieve invloed kan hebben op de kwaliteit van het ontvangen signaal.
Houdt de kabel verwijderd van (elektro)magnetische stoorbronnen. De connectoren moeten voorzien zijn van goudcontacten.

Zowel het begin als het eind van de S-bus moet afgesloten worden met 2x 100E weerstand. De maximale afstand tussen begin en eind is 150 meter. Aan de NT1 zijde kan gebruik gemaakt worden van de weerstanden die in de NT1 aanwezig zijn. Voor de andere zijde zijn aparte afsluitweerstanden leverbaar. Deze afsluitweerstanden moeten op het verste punt vanaf de NT1 aangesloten worden.

Op de S-bus mogen maximaal 12 aansluitpunten aanwezig zijn. De afstand tussen een aansluitpunt en een randapparaat (maximaal 8) mag maximaal 10 meter zijn.
Bevindt de NT1 zich niet op een van de uiteinden, dan moeten de afsluitweerstanden in de NT1 uitgeschakeld worden. Er wordt dan gesproken over een Y-configuratie. In beide configuraties moet de NT1 zijn ingesteld op een korte passieve bus.

Bij een lange passieve bus, mag de afstand tussen de NT1 en het eerste aansluitpunt maximaal 475 meter zijn. De totale lengte van de S-bus is dan 500 meter en er mogen maximaal 6 aansluitpunten en maximaal 4 terminals aangesloten worden. De NT1 zit altijd op een uiteinde van de bus en de afsluitweerstanden moeten aan geschakeld zijn.

De NT1 moet ingesteld zijn op een lange passieve bus. Op het andere uiteinde moeten ook afsluitweerstanden aangesloten zijn.
De spanning tussen de Receive en Transmit draden is 40V dc.
- T -
TA en TE
Op een NT1 kunnen maximaal 8 apparaten aangesloten worden. Deze apparaten kunnen Terminal Adapters (TA) of Terminal Equipment (TE) zijn. De Afstand tussen een Terminal en de NT1 mag maximaal 10 meter zijn. Bij grotere afstanden moet een afsluitadapter gebruikt worden.

De TE kan bijvoorbeeld een telefoon, fax of modem zijn. Is deze apparatuur direct geschikt voor ISDN, dan is er sprake van een TE1. Zijn dit analoge apparaten, dan gaat het om TE2 apparatuur

Om deze analoge apparatuur (TE2) aan te kunnen sluiten, is er een a/b Adapter (a/b) nodig die het analoge signaal omzet naar een digitaal (ISDN) signaal. De Terminal Adapter (TA) maakt het signaal van een RS232 poort geschikt voor een ISDN aansluiting.

TDK
Een TDK toestel geeft een toon als je een toets indrukt. Hiervoor wordt ook wel de afkorting DTMF gebruikt.

TEI
Terminal End Identification (TEI) is het adres voor Terminal Equipment (TE). Deze waarde is verschillend voor B- en D-kanaal. Bij een Point-to-Point aansluiting is de TEI waarde altijd 0.

Bij een Point-to-Multipoint aansluiting wordt de TEI waarde door het ISDN netwerk zelf bepaald en kan varieren tussen 63 en 127. TEI waarde 64 is altijd bestemd voor het opbouwen van de verbinding. TEI waarde 127 is voor een broadcast.

Bij gebruik van Digi-Access zijn de TEI waarden ook vast gelegd
1, 11, 21, 31, 41, 51, 61 = Digi-Access Pin.
2, 12, 22, 32, 42, 52, 62 = Digi-Access Alarm.
3, 13, 23, 33, 43, 53, 63 = Digi-Access Standaard.
Er kunnen maximaal 8 randapparaten aangesloten worden die ieder voorzien zijn van een unieke TEI waarde. Elk randapparaat heeft zijn eigen abonnement nodig op 1 van de Digi-Access diensten.
- V -
V.110
V.110 is een "rate adaption protocol". Het staat toe dat de datasnelheid wordt gereduceerd naar snelheden die door veel standaard terminals (DTE, Data Terminal Equipment) worden gebruikt.

Zo zijn snelheden van bijvoorbeeld 9600, 19200 en 38400 bps mogelijk. Helaas is 38400 bps ook de maximale snelheid. Sommige oudere BBS'en gebruiken nog snelheden onder 64 kbps. Zij worden dan vaak verbonden met het ISDN-netwerk via het V.110 protocol.

Virtueel Circuit (VC)
Een Virtueel Circuit is een softwarematige verbinding tussen 2 eindpunten. Per Datanet-1 aansluiting met bijbehorende TEI waarde zijn er 8 virtuele circuits mogelijk. Daardoor kunnen er maximaal 64 virtuele circuits per NT1 zijn.

Een virtueel circuit loopt altijd over een D-kanaal. Een virtueel circuit kan tijdelijk of permanent aanwezig zijn. Tijdelijke virtuele circuits kunnen gecombineerd worden. Een virtueel circuit wordt ook wel een logisch kanaal genoemd.

Voeding
De S-bus kan maximaal 4 ISDN-toestellen (van 1W totaal) van een 40V spanning voorzien, als de NT1 aansluiting voorzien is van een voeding. Ook bij ISDN-centrales mogen maximaal 4 toestellen op de interne S-bus aangesloten worden. Tevens zijn er ISDN-toestellen die hun eigen voedingsvoorziening hebben.

Een van de toestellen mag ingesteld zijn als noodtoestel, maar niet elk toestel is daarvoor geschikt. Als de 230V spanning uitvalt, zal alleen het noodtoestel nog werken. Het toestel mag echter slecht 360mW opnemen aan vermogen. Daardoor kan het gebeuren dat bepaalde functies niet meer werken.
- X -
X.25
X.25 is een data protocol, waarbij de overdracht van data wordt bewaakt. Dit protocol kan synchroon of a-synchroon werken. Dit protocol wordt toegepast bij Datanet-1.

Het X.25 protocol maakt Unidata Datanet-1 zeer toegankelijk. Het heeft een wereldwijd bereik, maar het zorgt er ook voor dat verschillende systemen zonder problemen met elkaar kunnen communiceren. Zowel PC's, minicomputers als mainframes kunnen met elkaar communiceren.

X.75
Het X.75 protocol is een veelgebruikt "data link layer protocol" en is de standaard voor het inbellen op een BBS. Het protocol ondersteunt maar één snelheid, namelijk 64 kbps.

Bij het X.75 protocol worden gegevens in pakketjes verstuurd zoals dat ook bij het Point-to-Point protocol wordt gedaan. Het is oorspronkelijk ontwikkeld om X.25 netwerken te koppelen.

ELECTRO-FICTION Website
. Auteur: Wim Klein
. Update: 13-8-2001