Hoofdmenu Beveiliging
Datacomm Elektronica

BRAND - REGELGEVING

INDEX
Inleiding
NEN2535
NEN2654
NEN-EN54
NEN-EN50200
NPR2576
Nen2555
NEN2575
Bouwverordening
Programma van Eisen
Gebruiksvergunning
Bedrijfshulpverlening
Inleiding

Voorzieningen aan deuren in vluchtroutes
Tegengestelde belangen
De Brandweerorganisatie NVBR, de Nederlandse Vereniging voor Brandweer & Rampenbestrijding, heeft een nieuwe publicatie "Brandbeveiligingsinstallaties" uitgebracht. In dit voor de bouw- en gebruikersvergunning belangrijke handboek wordt aan veilig functionerende deuren in vluchtroutes een apart hoofdstuk (10) gewijd. Daarin blijkt dat de brandweer gelukkig oog heeft voor de vaak tegengestelde belangen en ongewenste bijwerkingen rond nood- en vluchtdeuren.
Maar daarmee is nog niet alles opgelost. Wat is er aan de hand?

Probleemdeuren
Nood- en vluchtdeuren zijn per definitie in uitvoering en beheer problematische deuren. De eisen zijn nogal tegenstrijdig. Gemakkelijk en snel zonder sleutel naar buiten, maar aan de andere kant eisen voor inbraakwerendheid. Ook op ander gebied kunnen de eisen nogal eens haaks op elkaar staan. Zo zouden in de horeca en disco's vanwege geluidshinder in bepaalde situaties geen vluchtdeuren mogen worden toegepast. Of mogen de vluchtdeuren bij een calamitiet niet over de openbare weg (trottoir) naar buiten mogen draaien. En als ze al naar buiten draaien, hoe voorkom je dan dat er buiten tegen de deur geen fietsen worden geplaatst of dat er auto's tegenaan worden geparkeerd? Aan ontwerp, uitvoering en beheer van nood- en vluchtdeursituaties zal veel aandacht moeten worden besteed om tot verantwoorde en goed functionerende oplossingen te komen. De complexe problematiek leidt ertoe dat het verlenen van gebruikersvergunningen steeds meer integraal moet plaatsvinden. Integraal betekent hier dat brandweer, milieudienst, arbeidsinspectie, bouw- en woningtoezicht en indien nodig ook politie in voorkomende complexe situaties met elkaar om de tafel gaan zitten.

Veilig naar buiten
De voorwaartse kracht van een dringende en duwende menigte kan vooraan bij een niet opengaande vluchtdeur oplopen tot een dodelijke 500kg. Onder die omstandigheden is de eis begrijpelijk dat zonder sleutel te gebruiken en met een lichte druk op een vergrendeling het veilige aansluitende terrein moet kunnen worden bereikt. Bij het veilig vluchten uit gebouwen maakt men verschil tussen vlucht- en nooddeuren. Bij nooddeuren gaat men uit van een relatief klein aantal gebruikers die bekend zijn met de situatie in het gebouw. De term vluchtdeur is van toepassing in gebouwen met een publieksfunctie. Bij een nooddeur mag dan ook een relatief eenvoudige sluiting zonder sleutel worden toegepast met een deurkruk of een drukplaat (NEN-EN-179).
Voor vluchtdeuren geldt de eis dat onder de meest onaangename omstandigheden de deuren altijd geopend kunnen worden door een relatief lichte druk op een horizontale bedieningsstang of balk (NEN-EN-1125).
Die lichte bedieningskracht op de bedieningsstang of -balk moet tot op zekere hoogte gehandhaafd blijven, ondanks de druk op het deurblad door de opdringende mensenmassa. Bij de benodigde maximale bedieningskrachten moet bij een panieksluiting worden gedacht aan circa 8kg bij een onbelast deurblad en 22kg bij een deurbladbelasting van 100kg.

Inbraakwerendheid
Bij inbraakpreventie zijn de rollen voor nood- en vluchtdeuren in buitengevels omgekeerd. Snel eruit is bij inbraakpreventie accoord wanneer uitbraakpreventie in een beveiligingsplan geen rol speelt. Maar het kan uiteraard van buitenaf gezien niet lang genoeg duren voordat men na braak binnenkomt. Voor deze (nood- en vlucht)deuren in buitengevels wordt door verzekeraars meestal een omschreven niveau van inbraakwerendheid geeist volgens NEN-5096. Bij toepassing van een alarmsysteem zal een gebruikelijk contact op de deur eerst functioneren op het moment dat de deur opengaat. Dat is te laat. Als er gedetecteerd wordt moet dat direct bij aanvang van de aanval op de deur zijn, maar dat is nog niet zo eenvoudig zonder kans op frequent nodeloos alarm, maar wel oplosbaar.
Afhankelijk van het risiconiveau zullen in het deurblad voorzieningen moeten worden getroffen ter voorkoming van het gemakkelijk manipuleren van de bedieningsstang van buitenaf (gaatjes boren e.d.). Dat kan in hogere risicosituaties bijvoorbeeld worden opgelost door toepassing van gelamineerd deurbladmateriaal waarin een laag mangaanstaalplaat is opgenomen. Sloten met een paniekfunctie kunnen qua inbraakwerendheid niet op de bekend wijze gecertificeerd worden. De met "sterren" aangegeven mate van inbraakwerendheid zal dan ook niet op dit soort sloten worden aangetroffen. Ze voldoen niet aan de daarvoor geldende eis dat ze aan de binnenzijde met een sleutel moeten kunnen worden afgesloten. Dat zou problemen kunnen opleveren met bijvoorbeeld de eisen van verzekeraars. In praktische zin is het probleem evenwel goed te ondervangen omdat de keurende instantie SKG voor dat doel verklaringen kan afgeven waaruit de inbraakwerende waarde van het slot blijkt ("sterren"), met uitzondering van de eis van afsluitbaarheid aan de binnenzijde.
De bekende slotenfabrikanten geven hierover nadere informatie.

Oneigenlijk gebruik
Een euvel is ook dat nood- en vluchtdeuren maar al te vaak door personeel en bezoekers oneigenlijk worden gebruikt. De motieven voor dit ongewenste gebruik lopen nogal uiteen: via de kortste weg naar buiten, even roken, ventileren bij warm weer, diefstal, het naar binnen loodsen van ongewenste personen, etc. Wanneer de daardoor ontstane risico's als hoog worden ingeschat, dient het gebruik van de vluchtdeuren 24 uren per dag gedetecteerd te worden. Dat kan als onzichtbaar onderdeel van een (inbraak-) alarmsysteem. In veel gevallen kan het risico van oneigenlijk gebruik van de nood- of vluchtdeur voldoende worden beperkt door toepassing van aanvullende, duidelijk zichtbare middelen die een barriere vormen voor het gebruik van deze deuren. Bij juiste toepassing van de verticale schuivende beveiliging is in praktische zin geen sprake meer van een extra handeling. Het verhoogt in theorie niet of nauwelijks voelbaar de bedieningskracht. Een (ingebouwd) lokaal acoustisch alarm zal de aandacht trekken bij het ongewenste gebruik van die deur. Dergelijke oplossingen kunnen ook onderdeel zijn van een meer uitgebreid (draadloos) alarmsysteem met doormelding naar een centrale post en koppeling aan een gesloten TV-circuit.

Elektrische gestuurde deurvegrendelingen
Voor deze vorm van vergrendeling en sturing zijn de Europese normen NEN-EN-13633 (vluchtdeuren) en NEN-EN-13637 (nooddeuren) ontwikkeld. Er is een zeer breed scala aan mogelijkheden waaronder het integreren in brand- en inbraakmeldsystemen, toegangscontrole- en tijdregistratiesystemen en overvalbeveiliging.
Belangrijk zijn de door de brandweer gehanteerde randvoorwaarden met betrekking tot;

- Ruststroomprincipe (geen spanning = ontgrendelen)
- Handbediening (groene bedienknop met instructie)
- Centrale bediening (alle deuren gelijktijdig ontgrendelen)
- Automatische sturing (brandmelding = ontgrendelen)

Voor de nood- en vluchtdeuren wordt de voorkeur gegeven aan elektromagnetische vergrendelingen. Elektro-sloten mogen ook worden toegepast, op voorwaarde dat een speciale schootconstructie het gemakkelijk ontgrendelen bij duwkrachten op het deurblad voldoen waarborgt.

Europese normen
Een viertal normen maakt de communicatie voor ontwerp en uitvoering over de toe te passen deurafsluitingen gemakkelijk:
- NEN-EN-179, Sluitingen voor nooduitgangen
- NEN-EN-1125, Panieksluitingen
- NEN-EN-13633, Elektrisch gestuurde vluchtdeursluitingen
- NEN-EN-13637, Elektrisch gestuurde nooddeursluitingen

Index


Veilig vluchten uit gebouwen: wet en regelgeving
Wie is verantwoordelijk voor het veilig kunnen vluchten?
Sinds de vuurwerkramp, een cafebrand zit de schrik er behoorlijk in. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Wie is echt verantwoordelijk voor brandveiligheid en de gevolgen in deze situaties? Dit zijn vragen die steeds weer gesteld worden. Een ding is zeker: de gebeurtenissen hebben het onderwerp brandbeveiliging en daarmee de te nemen maatregelen voor ontvluchten en ontruimen prominent op de agenda geplaats bij overheden, ontwerpers, beheerders en gebruikers van de gebouwen. De Commissie Alders concludeerde onder andere dat de regelgeving ten aanzien van brandpreventie voldoende is. Het probleem is echter dat deze regelgeving niet altijd eenduidig wordt geinterpreteerd en gehandhaafd.

Tegenstellingen rond de nooduitgang
Die op zich al moeilijke (en vaak per gemeente verschillende) interpretatie komt vaak sterk tot uitdrukking bij de vaak complexe problematiek van de tegengestelde belangen rond nooduitgangen:

Brandweer: "Nooduitgangen moeten open blijven en te allen tijde vrije doorgang bieden."
Politie en verzekeraars: "Wij geven de voorkeur aan gesloten deuren en continue beveiliging van nooduitgangen."
Arbo-deskundige: "De arbowet verlangt doeltreffende maatregelen op het gebied van veilige en snelle ontvluchting."
Gebruiker/eigenaar: "Open deuren betekenen diefstal en verlies. Gesloten deuren zijn tegen de regels."

Specifieke problemen in de horeca, bij disco's, etc. laten we dan nog maar even rusten. Hier lijken de problemen van geluidshinder via nooduitgangen, of de eis van het naar buiten toe opendraaien in de openbare ruimte, of een verbod voor het stallen van fietsen tegen nooduitgangen, etc. soms onoplosbaar. Aan de doeltreffende oplossingen waarmee aan alle (tegengestelde) belangen wordt voldaan, moet dus echt goed worden nagedacht.

Wet- & regelgeving
Het vluchten voor brand, rook en andere dreigingen in en rond gebouwen blijkt nogal eens tot slachtoffers te leiden. Veilig kunnen vluchten uit gebouwen is ondermeer vastgelegd in de landelijke bouwregelgeving en lokale verordeningen voor de handhaving. Maar hoe werk je daarmee in ontwerp, uitvoering en beheer? Handige, direct in de praktijk toepasbare regelgeving en/of modellen voor het bepalen van ontvluchting uit ruimten waarin (veel) mensen verblijven ontbreken.
Brandbeveiligingsconcepten, Bouwbesluit, Arbowet, verzekeraars, etc. raken elk het veilig kunnen vluchten op hun eigen wijze aan. De juridische opzet en taalgebruik maken de regelgeving niet direct tot een gebruikersvriendelijke informatiebron.

Niet afwachtend opstellen
Gebouweigenaren en -gebruikers moeten allereerst zelf aan de slag. De Arbowet zegt in alle eenvoud dat je maar voor een veilig en gezond gebou hebt te zorgen. Verzekeraars wijzen op de negatieve gevolgen voor de aansprakelijkheidsdekking bij een lakse handhaving van de Arbowet. Gemeenten en brandweer willen wel maar in de praktijk wordt men veelal geconfronteerd met hun achterstand in advieswerk, beoordeling van aanvragen voor bouw- en gebruikersvergunningen en de handhaving daarvan.
Eigenaren van gebouwen mogen zich niet afwachtende achter deze situatie verschuilen door te weinig of zelfs niets te doen. Dat mag niet; noch qua morele-, noch qua feitelijke aansprakelijkheid voor de eventuele gevolgen. Gebouweigenaren en -gebruikers moeten dus eerst zelf het initiatief nemen, evenals andere bij het veilig kunnen vluchten betrokken partijen zoals ontwerpers, bouwers, installateurs, beheerders en adviseurs. Naast orientaties over de mogelijke risico's, de bouw- en arbo-regelingen en de eventuele aanvraag voor een gebruikersvergunning zal het initiatief voor het maken van een plan van aanpak voor bedrijfshulpverlening moeten worden genomen, waaronder een vlucht- en ontruimingsplan.

Bouwbesluit 2003
Het in augustus 2001 gepubliceerde Bouwbesluit in Staatsblad 410, werd in juridische zin in 2003 van kracht. In de 2003-versie van het Bouwbesluit gaat het om de invoering van de al in 1998 bekende tweede fase Bouwbesluit, alsmede de conversie. Dat laatste is een poging om het Bouwbesluit gebruikersvriendelijker te maken, maar feit is dat de meeste deskundigen en de Brandweer vinden dat ook na deze vereenvoudiging de brandveiligheidsvoorschriften in het nieuwe stelsel moeilijk blijven te doorgronden. Door introductie van de bezettingsgraadklasse is een relatie gelegd tussen de bouwvergunning en het gebruik van het gebouw. Ook is er getracht de eisen in overeenstemming te brengen met bouwtechnische eisen uit andere wetten. Het nieuwe Bouwbesluit stelt eisen voor nieuwbouw, maar ook minimum eisen voor bestaande bouw. In het Bouwbesluit is in hoofdstuk 2 "Voorschriften uit het oogpunt van veiligheid", onder de Afdelingen 2.17, 2.18 en 2.19 (Artikel 2.145 t/m 2.182) het veilig vluchten tijdens brand geregeld.
Daarbij staan twee hoofdpunten centraal:
- geen hinder in de vluchtroute door op slot zijnde deuren;
- deuren mogen niet tegen de vluchtrichting in draaien.
Daarnaast worden in deze artikelen bijvoorbeeld vluchtweglengte en -capaciteit geregeld, evenals minimale afmetingen, loopafstanden, het in twee richtingen moeten kunnen vluchten, etc. Medio 2005 zal het Bouwbesluit 2005 in werking treden. Daarbij zal een definitie voor het begrip nooddeur worden ingevoerd: "Een deur die uitsluitend is bestemd om het bouwwerk te ontvluchten". Een dergelijke deur mag niet als een schuifdeur worden uitgevoerd. Wel mag deze deur over een trottoir draaien. De afmetingen van de vrije openingen van zo'n deur moeten 850*2300mm of groter zijn.

Gebruiksvergunning
Met het Bouwbesluit zijn de bouwvoorschriften landelijk geregeld.
De Gemeente toetst bij de aanvraag van een bouwvergunning allereerst op de bouwkundige eisen van het Bouwbesluit en vervolgens op de lokaal van kracht zijnde Bouwverordening met de daaruit voortkomende voorschriften die te maken hebben met het (brandveilig) gebruiken van het gebouw.
Dat laatste is tevens van belang voor de gebouwfuncties waarbij de gebruikersvergunning een rol speelt. Onderwerpen die in de bouwverordening een rol kunnen spelen zijn naast de bereikbaarheid van het gebouw voor brandweervoertuigen, de beschikbaarheid van bluswater ook de aanwezigheid van brandmeld- en ontruimingsinstallaties, rook- en warmteafvoer voorzieningen, aanwezigheid van kleine blusmiddelen, de maximale bezetting en inrichting van het gebouw. De Gemeente zal bij de beoordeling doorgaans gebruik maken van het advies van de Brandweer en VNG- of NIBRA- documenten zoals bijvoorbeeld Handreiking Brandpreventiebeleid bestaande bouw (NIBRA, 2002) en Een brandveilig gebouw installeren (NBF/LNB/NIBRA, 2002).

Het eindpunt van de vluchtroute
Al vluchtend hoopt men op het eindpunt van de vluchtroute snel naar buiten te kunnen. Bij beheerst vluchten gaat het doorgaans goed, maar bij duwen en dringen wordt het gevaarlijk rond vluchtdeuren en nooduitgangen. Onder die omstandigheden is de eis begrijpelijk dat zonder een sleutel te gebruiken het veilige aansluitende terrein moet kunnen worden bereikt. De te gebruiken vluchtdeuren moeten onder de geschetste omstandigheden dan ook heel gemakkelijk geopend kunnen worden.
In de praktijk blijkt dat nog zeer vaak slecht geregeld. De sluitingen functioneren slecht of zelfs niet en zijn soms van (hang)sloten en kettingen voorzien. Daarnaast zien we allerlei vreemde vergrendelingen waarbij eerst een glasplaatje of glasbuisje ingeslagen moet worden alvorens kan worden ontgrendeld. Bij de sleutelkastjes ontbreekt vaak de sleutel. Voorts blijkt dat men de ruimte voor de vluchtdeuren nogal eens als (tijdelijke) opslagplaats gebruikt, zodat de deuren niet of zeer moeilijk bereikbaar zijn.
Als eis kan dus alleen maar resteren dat aan capaciteit, projectering, uitvoering en beheer van vluchtdeuren geen concessie mogen worden gedaan. Onvoorwaardelijk moet steeds gelden: onder alle omstandigheden zonder sleutel snel in vluchtrichting te openen.

Index


Uitleg van de Europese normen
De Europese normen NEN-EN 1125 en NEN-EN 179 zijn met instemming en medewerking van de Nederlandse normcommissie in Europees verband ontstaan. Een aanvaarde norm betekent in Nederland dat de richtlijnen hiervan bindend kunnen worden voorgeschreven door opdrachtgevers van bouwprojecten. Hier is echter geen sprake van een wet. In de praktijk worden de richtlijnen echter wel bindend voorgeschreven.
Twee normen in plaats van één....Wanneer is welke norm van toepassing?

Vluchtdeur - NEN-EN-1125
De norm die minimum eisen aangeeft ten aanzien van vluchtdeuren in gebouwen waar publiek vrije toegang heeft; een zogenaamd openbaar gebouw. Daarbij kunt u denken aan cafe's, bibliotheken, theaters, winkels, scholen, ziekenhuizen en bioscopen.

De belangrijkste eisen met betrekking tot vluchtdeuren in openbare gebouwen:

Vluchtdeur moet worden voorzien van horizontale duwstang- of horizontale duwbalkbediening.
Aandrukkracht voor bediening horizontale duwstang of duwbalk mag niet meer dan 8kg bedragen.
Vluchtdeur mag niet zwaarder zijn dan 200kg.
Vluchtdeur mag niet hoger zijn dan 2500mm.
Vluchtdeur mag niet breder zijn dan 1300mm.
Ook bepaalt deze norm de eisen die worden gesteld aan anti-paniekbeslag in samenhang met druk-, en trekproeven, corrosieweerstand en duurzaamheidtests.


Wanneer is een produkt conform NEN-EN-1125?

Antipanieksluiting bediend door een horizontale balk.
Horizontale balk minimaal 60% van de deurbreedte.
Duurtest doorstaan van 200.000 keer openen en sluiten.
Daarna met zijdelingse druk te openen met max. 220N kracht.
Corrosiebestendig, 96 uur zoutneveltest.
EN nummer en classificatie op produkt.
Test door onafhankelijk instituut.
CE markering.
Nooddeur - NEN-EN-179
De norm die minimum eisen aangeeft ten aanzien van nooddeuren in gebouwen waar een beperkte toegang geldt. Hierbij kunt u denken aan flat- en appartementengebouwen, kantoren, opslag- en/of stookruimten.
Niet iedereen heeft vrije toegang tot het gebouw of deze ruimten.

De belangrijkste eisen met betrekking tot nooddeuren in beperkt toegangkelijke ruimte's en gebouwen:

Nooddeur mag worden voorzien van pushpad en/of insteek antipaniekslot met dag- en nachtschoot.
Aandrukkracht voor bediening pushpad mag niet meer dan 8kg bedragen.
Nooddeur mag niet zwaarder zijn dan 200kg.
Nooddeur mag niet hoger zijn dan 2500mm.
Nooddeur mag niet breder zijn dan 1300mm
Ook bepaalt deze norm de eisen die worden gesteld aan anti-paniekbeslag in samenhang met druk-, en trekproeven, corrosieweerstand en duurzaamheidtests.

Wanneer is een produkt conform NEN-EN-179?

Sluiting bediend door kruk of duwplaat.
Duurtest doorstaan van 200.000 keer openen en sluiten.
Corrosiebestendig, 96 uur zoutneveltest.
Test door onafhankelijk instituut.
CE markering wanneer standaard wordt ingevoerd.

Belangrijk
Bij twijfel adviseren wij u contact met ons op te nemen. Het is verstandig om altijd te kiezen voor een oplossing die voldoet aan de eisen van NEN-EN-1125, behorend bij 'vluchtdeuren in openbare gebouwen'. U kiest dan voor de veilige kant in uw adviesfunctie. Denk in deze context ook aan de productaansprakelijkheid en schroom niet duidelijk te zijn bij het advies dat u uitbrengt aan uw klant.

NEN2654
NEN2654-1 Door de beheerder moet onderhoud aan de brandmeldinstallatie uitgevoerd worden conform NEN2654-1. Hierin is het beheer, controle en onderhoud voor brandmeldinstallaties geregeld.
>BR>NEN2654-2
In de NEN2654-2 zijn de regels voor een ontruimingsinstallatie vastgelegd.
>BR>NEN2654-3
In de NEN2654-3 zijn de regels voor rookbeheersystemen vastgelegd.
NEN-EN54
In de NEN-EN54 reeks (40 a 50 delen) zijn de eisen vastgelegd die worden gesteld aan de kwaliteit van componenten van een brandmeldinstallatie.

NEN-EN54-2 - Brandmeldcentrale
Volgens de NEN-EN54-2 zijn er verschillende toegangsniveaus voor de bedienig van brandmeldcentrales:
1.
2.
3.
Personen die door de producent zijn opgeleid en tevens de bevoegdheid hebben om reparaties aan de brandmeldcentrale te verrichten.

NEN-EN54-4 - Voeding
NEN-EN50200
Kabels waarvoor de eis van functiebehoud is gesteld moeten beproefd zijn volgens norm NEN-EN50200.
NPR2576
Kabels waarvoor de eis van functiebehoud is gesteld moeten geinstalleerd zijn volgens de nationale praktijkrichtlijn NPR2576.
NEN2555
De NEN2555 omschrijft de eisen aan brandmelders in woningen. Deze rookmelders moeten een koppelcontact hebben en zijn voorzien van een vaste voeding en een batterij.
NEN2575
De NEN2575 liggen de eisen vast die gesteld worden aan het ontwerp en installatie van ontruimingsinstallie.
NEN1010
De NEN1010 liggen de eisen vast die gesteld worden aan het ontwerp en installatie van standaard laagspanningsinstallaties.
Bouwverordening
De bevoegde autoriteit bepaalt de omvang van een brandmeldinstallatie met behulp van de bouwverordening.
Programma van Eisen
De bevoegde autoriteit stelt in de eerste plaats instantie eisen aan het PvE (Programma van Eisen).
Gebruiksvergunning
De gebruiksvergunning wordt door de brandweer afgegeven.
Het gebruiksbesluit is niet van toepassing op noodverlichting.
BHV - Bedrijfshulpverlening
Een goede BHV-organisatie is afhankelijk van de risico-inventarisatie/evaluatie (RI&E). Zonder enige link naar de RI&E heeft de werkgever geen garantie dat de BHV effectief kan optreden in een noodsistuatie.
Deze RI&E is vastgelegd in de norm NEN4000. Deze norm is tot stand gekomen door samenwerking tussen opleiders, adviseurs, de overheid en gebruikers. De norm gaat uit van een BHV-beleid dat wordt gedragen door de directie en periodiek wordt beoordeeld.

De NEN4000 geeft een aantal stappen om RI&E uit te werken.
- Wat zijn de aanwezige gevaren (binnen en buiten)?
. Welke preventieve maatregelen zijn getroffen?
. Welke middelen zijn aanwezig?
. Wat is de aard, grootte en ligging van het bedrijf?
- Hoeveel mensen kun je verwachten, op welk tijdstip?
- Hoeveel mensen hebben een mobiliteitsprobleem?
- Wat is de kwaliteit van de brandweer en hulpverleners?
. Wat is de aankomsttijd en beschikbare middelen?
- Wat is de infrastructuur van de arbeidsomstandigheden?
- Met brandscenario's is rekening gehouden?
. Wat staat vermeld in de verbruiksvergunning?
- Met welke arbeidsorganisaties kan samengewerkt worden?
. Meerdere werknemers in een of meer gebouwen?
- Wat is de aantoonbare aanwezige deskundigheid?

De werkgever bepaalt hoeveel BHV-ers er nodig zijn, wat afhankelijk is van de te verwachte risico's. In de praktijk is minstens een BHV-er nodig per 50 aanwezigen. Houdt hierbij rekening met:
- Het aantal BHV-ers dat op elk moment daadwerkelijk aanwezig is.
- Hoeveel aanwezigen zijn niet zelfredzaam.
- Overwerk, vrije dagen, partime-werkers, gasten.
- Veranderingen in de organisatie.
- Op peil houden van de kennis en vaardigheden.

Bij verzamelgebouwen met meer bedrijven in een gebouw of in een gebouwencomplex bestaat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de werkgevers en de eigenaar/beheerder van het gebouw. Afspraken hierover kunnen het best gemaakt worden in de vereniging van eigenaars/huurders en een berekening voor de bijdrage per vierkante meter en het aantal werknemers.

De deelnemers moeten doordrongen zijn van het gemeenschappelijk belang. Dat begint met de preventie en eindigt met de gezamenlijke BHV aanpak en oefeningen.

ELECTRO-FICTION Website
. Auteur: Wim Klein
. Update: 17-6-2010