INDEX |
Inleiding |
De kans op inbraak is het grootst als er voor inbrekers attractieve zaken aanwezig zijn.
Voor het 'meten' van het inbraakrisico en het bepalen van de meest geschikte inbraakpreventieve
maatregelen, heeft het Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) de 'risicoklassenindeling'
ontwikkeld.
Bij de risicoklasse indeling van de NCP worden verschillende meetindicatoren toegepast voor: Woningen - Waarde attractieve zaken - Inboedelwaarde zonder attractieve zaken Winkels en Showrooms - Attractiviteit goederen - Verzekerde waarde van de goederen Bedrijven en Instellingen - Aard van het bedrijf - Ligging van het bedrijf - Waarde attractieve goederen Onderwijsinstellingen - Geen meetindicatoren toegepast. Bij de elektronische maatregelen dienen componenten uit de NCP lijst toegepast te worden, tenzij er geen alternatief op de lijst aanwezig is. In dat geval dienen componenten van goede kwaliteit toegepast te worden. Alle beschreven beveiligingsmaatregelen dienen altijd uitgevoerd te worden in combinatie met organisatorische maatregelen. Dit artikel is o.a. gebaseerd op het Handboek Beveiligingstechniek van de NCP. Wegens de wijziging die continu in de regelgeving worden doorgevoerd, dient altijd de laatste versie van het Handboek gebruikt te worden. |
Woningen |
De inbraakgevoeligheid van een woning wordt gemeten aan de hand van de factoren:
- de inboedel, exclusief attractieve zaken - attractieve zaken van de inboedel De basis beveiliging van een woning bestaat uit bouwkundige maatregelen Bs (3 minuten), eventueel aangevuld met elektronische maatregelen. De stalen kanteldeur van een inpandige garage met toegang tot de woning dient voorzien te worden van speciale sloten van de SKG-lijst met 3 minuten inbraakwerendheid. Begin altijd met het bepalen van de inventaris. - Inventaris = Inboedel + Attractieve zaken. De waarde van de inboedel en attractieve zaken staan vermeld in de inboedelverzekering. Voor de risicoklassen bepaling bestaan attractieve goederen uit waardevolle, verhandelbare goederen, die makkelijk meegenomen kunnen worden. Bepaal de werkelijke inboedel voor de risicoklassen bepaling. - Inboedel = Inventaris - Attractieve goederen |
Waarde inboedel, exclusief attractieve zaken |
Risicopunten | |
tot 68.000,- | 05 | |
vanaf 68.000,- tot 90.000,- | 10 | |
vanaf 90.000,- tot 226.000,- | 15 | |
vanaf 226.000,- | 30 | |
Waarde attractieve zaken | Risicopunten | |
tot 11.000,- | 02 | |
vanaf 11.000,- tot 18,000.- | 05 | |
vanaf 18.000,- tot 27.000,- | 10 | |
vanaf 27.000,- tot 36.000,- | 15 | |
vanaf 36.000,- tot 45.000,- | 20 | |
vanaf 45.000,- | 25 |
De inboedelwaarde is exclusief de attractieve zaken, tenzij anders vermeldt. Omschrijf in het veiligheidsplan wat de attractieve zaken zijn, door hun waarde en mogelijkheid om mee te nemen. Alle attractieve zaken die opgeborgen worden in een inbraakwerende kast of kluis, die voldoet aan de desbetreffende NCP/VNS-inschaling, tellen bij de puntentelling van attractieve zaken niet mee, maar wel bij de niet attractieve zaken. Attractieve zaken, zoals geld, lijfsieraden en verzamelingen, zoals postzegels en munten, met een waarde vanaf 11.000,- dienen opgeborgen te worden in een vloerkluis of inbraakwerende kast, die voldoet aan de desbetreffende NCP/VNS-inschaling. Dit wordt aangeduid als compartiment Cs. Hierbij moet elektronische detectie (Es) toegepast worden. Sierraden met een waarde van 8000,00 (voorbeeld) moeten niet verplicht opgeborgen worden in een inbraakwerende kluis, maar het is wel verstandig dat advies te geven of minimaal meeneembeperkende maatregelen te nemen, zoals spreiding van de sierraden. Het totaal aantal risicopunten van de inboedel en de attractieve zaken bepaald de risicoklasse. De risicoklasse bepaalt welke beveiligingsmaatregelen er genomen moeten worden. |
Risicopunten | Risicoklasse | |
07 - 14 | 1 | |
15 - 25 | 2 | |
25 - 29 | 3 | |
30 en meer | 4 | |
Risicoklasse | Beveiligingsmaatregelen | |
1 | Bs - geen doormelding | |
(1A) | Bs + BW1 t/m BW7 - geen doormelding | |
2 | Bs + Es - AL1 | |
3 | Bs + En - AL1 | |
4 | Bs + Ez of maatwerk - AL2 |
Bovenstaande maatregelen vormen een basis beveiliging. Afwijkingen naar beneden zijn niet toegestaan. Bn is bij een woonhuis niet haalbaar en mag daarom vervangen worden door Bs + M (meeneembeperkende maatregelen). Draadloze apparatuur wordt toegestaan bij woningen als onderdeel van een domotica-installatie en beveiligingssysteem klasse 1 en klasse 2. De aanvullende maatregelen BW1 t/m BW7 (document 3.2.3) hebben betrekking op: BW1 = Deuren - Men moet van binnen uit kunnen zien wie voor de deur staat . door glas, spion (1,5m hoogte) in combinatie met verlichting - BW1 geldt ook voor garage met toegang tot de woning . of de deur tussen woning en garage - Stevige, massieve deuren, minimaal 38mm dik - Toepassen bij vrijstaande garage met attractieve goederen . attractieve waarde > 700,00 - Zichtbaarheid bevorderen, snoeien bomen en struiken BW2 = Ramen en ventilatie-openingen - Bij een dagmaat groter dan 15cm - Vastzetten vertikale glaslatten bij buitenbeglazing - Doorklimbeveiliging - Ventilatieroosters BW3 = Kelderramen, luiken en lichtkoepels - Bij een dagmaat groter dan 15cm - Vastzetten verticale glaslatten bij buitenbeglazing - Doorklimbeveiliging - Niet beweegbare lichtkoepels vastzetten BW4 = Bereikbaarheid - 3 minuten inbraakwerend op bereikbare gevelelementen - Bereikbaarheid volgens NEN5087 en andere wijze - schutting, luifel, zonwering enz. BW5 = Verlichting - Bij bereikbare deuren, die zichtbaar zijn . vanuit openbaar gebied of andere woningen - Zorgt voor zichtbaarheid voor de deur vanuit de woning - Vandaalbestendig armatuur gebruiken, 2,7m hoog hangen - Verlichtingssterkte is minimaal 10 lux . of 10 lux meer dan de straatverlichting - Aangesloten op 230V valt onder NEN1010 BW6 = Rookmelders - Op kelder, BG, verdieping, zolder met slaapkamer - Bij voorkeur aangesloten op lichtnet + noodstroom - Aansluiting op CCS toegestaan, mits een 24uurs groep - Eenvoudige blusmiddelen zijn aanvullend advies BW7 = Voorlichting - Door beveiligingsbedrijf over veilig gedrag - Onderhoud is geen verplichting Door deze aanvullende maatregelen komt risicoklasse 1A in grote lijnen overeen met het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW). |
Winkels en Showrooms |
De inbraakgevoeligheid van winkels en showrooms wordt gemeten aan de hand van de factoren:
- de attractiviteit van de aanwezige goederen - de (verzekerde) waarde van de goederen In dit geval worden geen risicopunten toegekend, maar geschiedt de inschaling aan de hand van een matrix. De beste aanpak van inbraakpreventie is attractieve goederen onder te brengen in een inbraakwerend compartiment of toepassing van meeneembeperkende maatregelen. Dit dient altijd gedaan worden in combinatie met elektronische maatregelen. De attractiviteit van goederen wordt bepaald aan de hand van de lijst attractieve goederen, zoals weergegeven in het Handboek Beveiligingstechniek (3.1.1). (Bruin goed = Hifi en Wit goed = Wasmachines e.d.) De combinatie van de attractiviteit en waarde bepaalt de risicoklasse. De hoogste risicoklasse bepaalt de benodigde beveiligingsmaatregelen. Attractiviteit Laag (L) 1 = tot 250.000,- 2 = vanaf 250.000,- Standaard inventaris is altijd laag. Attractiviteit Midden (M) 2 = tot 250.000,- 3 = vanaf 250.000,- Attractiviteit Hoog (H) 2 = tot 125.000,- 3 = vanaf 125.000,- tot 250.000,- 4 = vanaf 250.000,- Attractiviteit Zeer Hoog (ZH) 3 = tot 60.000,- 4 = vanaf 60.000,- |
Risicoklasse | Beveiligingsmaatregen | |
1 | Bn of Bs + Es - AL1 | |
2 | Bn + Es of Bs + Es + Cn - AL1 | |
3 | Bz + En of Bs + En + Cn - AL1 | |
4 | maatwerk of Bz + Ez of Bn + Ez + Cz - AL2 |
Bovenstaande maatregelen vormen een basis beveiliging. Afwijkingen naar beneden zijn niet toegestaan. Inplaats van Cn kan in bepaalde gevallen ook gebruik gemaakt worden van een compartiment Cs of meeneembeperkende maatregelen. |
Bedrijven en Instellingen |
De inbraakgevoeligheid van bedrijven en instellingen wordt gemeten aan de hand van de
factoren:
- aard van het object - ligging van het object - attractiviteit aanwezige goederen / waarde van de goederen De risicopunten van bovenstaande 3 factoren worden bij elkaar opgeteld. |
Aard van het object | Risicopunten | |
productiebedrijf, werkplaats, kantoor, instelling, e.d. | 5 | |
opslaggebouw, groothandel, garagebedrijf, standaard horeca | 6 | |
sportkantine, verenigingsgebouw, overige objecten | 8 | |
Ligging van het object | Risicopunten | |
binnen bebouwde kom, bewoonde omgeving (woonbebouwing in de directe omgeving) | 4 | |
buiten de bebouwde kom, bedrijventerrein, kantorenpark (geen woonbebouwing in de directe omgeving) | 6 |
De attractiviteit van goederen wordt bepaald aan de hand van de lijst attractieve goederen, zoals weergegeven in het Handboek Beveiligingstechniek (3.1.1). De combinatie van de attractiviteit en waarde bepaalt de risicopunten. De hoogste risicopunten voor attractiviteit worden opgeteld bij de risicopunten van aard van object en ligging van het object. Attractiviteit Laag (L) 2 = tot 250.000,- 4 = vanaf 250.000,- Standaard inventaris is altijd laag. Attractiviteit Midden (M) 2 = tot 60.000,- 4 = vanaf 60.000,- tot 125.000,- 6 = vanaf 125.000,- tot 250.000,- 8 = vanaf 250.000,- Attractiviteit Hoog (H) 2 = tot 5.000,- 4 = vanaf 5.000,- tot 60.000,- 6 = vanaf 60.000,- tot 125.000,- 10 = vanaf 125.000,- tot 250.000,- 12 = vanaf 250.000,- Attractiviteit Zeer Hoog (ZH) 6 = tot 5.000,- 8 = vanaf 5.000,- tot 60.000,- 10 = vanaf 60.000,- tot 125.000,- 12 = vanaf 125.000,- |
Risicopunten | Risicoklasse | |
11 - 13 | 1 | |
14 - 17 | 2 | |
18 - 20 | 3 | |
21 en meer | 4 | |
Risicoklasse | Beveiligingsmaatregelen | |
1 | Bn of Bs + Es - AL1 | |
2 | Bn + Es of Bs + Es + Cn - AL1 | |
3 | Bz + En of Bs + En + Cn - AL2 | |
4 | maatwerk of Bz + Ez of Bn + Ez + Cz - AL2 |
Bovenstaande maatregelen vormen een basis beveiliging. Afwijkingen naar beneden zijn niet toegestaan. Inplaats van Cn kan in bepaalde gevallen ook gebruik gemaakt worden van een compartiment Cs of meeneembeperkende maatregelen Bij risicoklasse 4 verdient maatwerk de voorkeur. |
Onderwijsinstellingen |
De Richtlijn voor inbraakbeveiliging bij onderwijsinstellingen vormt integraal onderdeel
van het programma Risk Management voor onderwijsinstellingen.
Dit programma werd ontwikkeld door in het kader van de raamovereenkomst met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Doel is materiële schaden, veroorzaakt door de verzekerde gevaren, te reduceren en in samenhang daarmee de continuiteit van onderwijsinstellingen te waarborgen. Deze Richtlijn werkt niet met verschillende risicoklassen, maar vormt een op zichzelf staande risicoklasse. Installatievoorschriften en onderhavige regelingen van het NCP zijn wel onverminderd van toepassing. Het BORG Beveiligingsbedrijf is, bij geheel voldoen aan de Richtlijn, verplicht tot afgifte van een BORG Certificaat. Bij de geconstateerde risicoklasse wordt 4 vermeld. Bij uitgevoerde risicoklasse wordt 1 vermeld, indien AL1 communicatie wordt uitgevoerd en risicoklasse 2 indien AL2 wordt uitgevoerd. Op het Certificaat wordt tevens aangegeven of het betreffende object een instelling is voor primair, voortgezet, hoger of universitair onderwijs. In de Richtlijn (Handboek Beveiligingstechniek, hoofdstuk 3.2.1) is vastgelegd: Beveiligingsplan De Richtlijn Inbraakbeveiliging Onderwijsinstellingen kent geen verschillende risicoklassen maar invulling van verplichte onderdelen van een voorgeschreven beveiligingsplan. Organisatorische maatregelen Voor scholen zijn de 7 onderstaande maatregelen verplicht: - Sleutelregistratie - Merken van goederen - Registreren van goederen - Toegangsbeheer - Opbergen goederen - Alarmopvolging - Archivering Van waardevolle goederen dient een registratie te worden bijgehouden. Onder waardevolle goederen wordt in ieder geval verstaan, voor de continuiteit van de school belangrijke goederen en lesmaterialen, computers, audiovisuele apparaatuur en gereedschappen. Deze goederen met een individuele waarde van 450,00 en niet ouder dan 3 jaar behoren daar in ieder geval toe. Bij grote onderwijsinstellingen moeten vooral rekening worden gehouden met de cultuur binnen de instelling zelf. Bouwkundige maatregelen - Hoofdtoegangsdeur - Sluitsysteem - Gevelelementen - Buitendeuren - Meeneembeperkende maatregelen Er wordt een inbraakwerendheid van 3 minuten geadviseerd, maar dit is niet noodzakelijk voor de afgifte van het Certificaat. Compartimentering - Compartiment waardeberging (Cs) - Computerlokaal op verdieping (NEN5087) - Computerlokaal op 1e verdieping - Computerlokaal op de begane grond - Meeneembeperkende maatregelen - Detectie op 1e verdieping Bij een computerlokaal op de begane grond dienen de wanden en gevelopeningen een weerstandsklasse van 5 minuten te hebben. Dit geld ook voor lichtkoepels. Een buitendeur in een computerlokaal is in principe niet toegestaan. Als een buitendeur door een overheid of een semi-overheid geëist wordt, dient op deze deur een slot- en deurstandsignalering aanwezig te zijn en aangesloten op het alarmsysteem. Bij een ingeschakeld alarmsysteem dient forceren van het slot of deur een alarmsignaal tot gevolg te hebben en een doormelding naar de PAC. Bij een uitgeschakeld alarmsysteem dient forceren van het slot of deur een alarmsignaal een akoestisch en optisch signaal in het lokaal zelf tot gevolg te hebben. Het codebedienpaneel functioneert in dit laatste geval als monitor en geeft tevens een akoestisch signaal af. Na sluiting van de deur is ter controle, reset noodzakelijk. Elektrische maatregelen - Beveiligingsverlichting - Extra maatregelen Elektronische maatregelen - Componenten (NCP3), antimask - Bestaande alarmsystemen (5 jaar na afgifte Certificaat) - Ruimtelijk werkende detectoren - Bedienpaneel (in afsluitbaar kastje) - Alarmering - AL1 = Primair onderwijs (basisschool) - AL2 = Overige onderwijs Oplevering - BORG Certificaat - Onderhoudscontract - Verzekering. Ruimtelijk werkende detectoren - In gangen en centrale ruimten, hal / trappenhuis - Waardevolle goederen op begane grond en 1e verdieping - Buitenzijde in gebouw BG en 1e verdieping - Verdieping bereikbaar zonder klimmateriaal (NEN5087) - Parterre of 1e verdieping met attractieve goederen De attractieve goederen hebben een gezamenlijke waarde van 6.750,- of zijn niet gemakkelijk te vervangen. |
Bouwkundige maatregelen |
Bouwkundige maatregelen hebben betrekking op inbraakgevoelige onderdelen aan de buitenzijde
van een gebouw die voor een inbreker bereikbaar zijn, zoals deuren, ramen, lichtkoepels,
dakramen en dergelijke.
Het hang- en sluitwerk dient te voldoen aan klasse 2 (Bs) of klasse 3 (Bn) van de NEN5096:1998 voor nieuwbouw en BRL3104 voor bestaande bouw. Een lijst van goedgekeurde producten is te vinden op de website van SKG Ventilatieramen of -openingen (die in het gebruik vaak open staan) met een dagmaat van minder dan 15cm hoeven niet beveiligd te worden. Bs De 'standaard' toe te passen bouwkundige maatregelen, waarmee een inbraakvertraging wordt beoogd van 3 minuten. Bn De 'normaal' toe te passen bouwkundige maatregelen, waarmee een inbraakvertraging wordt beoogd van 5 minuten. In de praktijk kan Bn vaak worden gerealiseerd door het treffen van aanvullende (meeneembeperkende) maatregelen op Bs. Bz Dit zijn 'zware' bouwkundige maatregelen, waarbij de vereiste inbraakvertraging dient te zijn afgestemd op de zwaarte van het risico. Voor objecten in risicoklasse 4 dient de invulling van de eisen volgens Bz te geschieden op basis van de risico analyse. De eisen dienen nauwkeurig omschreven te worden. Inbraakwerend glas en glasafscherming word alleen bij Bz toegepast. De bouwkundige beveiliging Bz dient minstens te bestaan uit Bn met de aanvullende eisen voor de deuren en beglazing: - Massief hardhout of hechthout deuren, minstens 38mm dik - Inbraakwerende beglazing of glasafscherming In bestaande bouw kan hoogstens niveau Bs (3 minuten inbraakwering) gehaald worden, omdat raamhoofdsloten tijdens de testen de eis van 5 minuten inbraakwering niet doorstaan. Bouwkundige maatregelen mogen daar de eindgebruiker uitgevoerd worden, mits door de BORG Beveiliger is vastgesteld dat de maatregelen geheel overeenkomstig de eisen zijn uitgevoerd Paumelle scharnieren moet een nok hebben in de vorm van een dievenklauw of er moeten een of meer losse dievenklauwen bijgeplaatst worden. |
Elektronische maatregelen |
Ed
Elektronisch domestic is een basis inbraaksignaleringssysteem, waarbij doormelding naar een Particuliere Alarmcentrale (PAC) niet verplicht is. Er mag worden doorgemeld naar de GSM van de opdrachtgever. Bij Ed geldt: - Een voorkeurschakeling is bij ISDN niet verplicht - De flitser hoeft niet gecertificeerd te zijn . de overige componenten wel - Alleen toegestaan voor woningen met risicoklassen 1 en 2 - De PAC reageert bij een melding van ingeschakelde centrale . als bij een sabotage voor beheer- en communicatiemeldingen - Een onderhoudscontract is verplicht Es Het 'standaard' inbraaksignaleringssysteem met componenten NCP2 en doormelding volgens AL1 naar een Particuliere Alarm Centrale (PAC). Binnen 60 seconden na detectie dient het luid-alarm te worden geactiveerd. Dit betekent dat een stil-alarm niet langer dan 60 seconden mag duren. Het BORG Beveiligingsbedrijf is niet verplicht de organisatorische maatregelen uit te werken, maar ze moeten wel genoemd worden ten aanzien van het alarmsysteem. En Het 'normale' inbraaksignaleringssysteem met componenten NCP2 of NCP3 en doormelding volgens AL1 of AL2 (afhankelijk van de risicoklasse) naar een PAC. Detectoren in winkels/showrooms en bedrijven/instellingen die worden toegepast in ruimten, die tijdens bedrijfsuren toegankelijk zijn voor publiek/derden dienen van het type anti-masking (NCP3) zijn. De status van het systeem in het beveiligde object moet steeds afleesbaar zijn. Bij de PAC dient registratie plaats te vinden van de uit- en inschakeltijdstippen en de controlemeldingen. Dit geldt niet voor woonhuizen. Ez Het 'zware' inbraaksignaleringssysteem met componenten NCP3 en doormelding volgens AL2 naar een PAC en nadere eisen voor registratie en alarmopvolging. Bij de PAC dienen alle gebruikshandelingen en gebeurtenissen geregistreerd te worden. Voor de alarmopvolging dient een contract afgesloten te worden met een door het Ministerie van Justitie erkend particulier beveiligingsbedrijf, dat ondermeer als sleutelhouder kan fungeren. Algemeen In het beveiligingsplan dient te worden vastgelegd welke type detectoren in welke ruimten en op welke plaatsen worden aangebracht. De zwaartepunten in het beveiligingsplan worden bepaald door de ruimten waar zich attractieve goederen bevinden Het inbraaksignaleringssysteem dient te worden ontworpen, aangelegd en onderhouden volgens het Handboek Beveiligingstechniek hoofdstuk 2.4.1 en 2.4.2 |
Compartimenteringsmaatregelen |
Cs
'Standaard' ingeschaalde inbraakwerende kast of kluis volgens NCP/VNS-kwalificaties. Als de complete kast of kluis minder weegt dan 2.000kg dient deze bevestigd te worden aan (of in) de wand of vloer. Deze wand of vloer dient dan wel de vereiste sterkte te hebben. Dit wordt gecombineerd met E, ruimtelijk werkende detectie. Cn Het 'normale' bouwkundige compartiment is een basis niveau. De dikte van de wand is minimaal 100mm bij harde materialen en 200mm bij zachte materialen. Hoger dan 3 meter dan dubbele dikte. Deuren moeten voldoen aan Bn, geen beglazing hebben of inbraakwerende beglazing of voorzien van glasafscherming. Dit moet altijd worden gecombineerd met E buiten het compartiment, aan alle zes aanvalszijden met trilcontacten of Passief Infrarood (PIR) detectoren. Cz Het 'zware' bouwkundige compartiment. De dikte van de wand is minimaal 200mm bij harde materialen en 400mm bij zachte materialen. Hoger dan 3 meter dan dubbele dikte. Deuren moeten voldoen aan Bz. Dit moet altijd moet worden gecombineerd met E buiten het compartiment, aan alle zes aanvalszijden met trilcontacten of Passief Infrarood (PIR) detectoren. M Als alternatief voor C kan in bepaalde gevallen gebruik gemaakt worden van 'meeneembeperkende' maatregelen. (Bijvoorbeeld het doelmatig bevestigen van een computer aan een bureau). Dit wordt gedaan als het niet praktische is de attractieve goederen (telkens) op te bergen in een compartiment. Dit zorgt voor een extra vertraging bij het verzamelen van de goederen. Wanden De inbraakwerendheid wordt niet alleen bepaald door de dikte van de wand. Ook de verankering, materiaal en openingen in de wand zijn belangrijk. De wanden dienen te bestaan uit gewapend beton of metselwerk van baksteen, kalkzandsteen, of betonblokken. Bij gebruik van cellenbeton, lichtbeton, porisosteen e.d. moeten de wanden 2x zo dik zijn. De afstand tussen de verankeringen is maximaal 500mm. De wanden dienen goed aan te sluiten tegen de bovenliggende vloer of dakcontructie. Ramen In de wanden dienen bij voorkeur geen ramen aanwezig te zijn. Als er ramen aanwezig zijn, dienen ze voorzien te zijn van inbraakwerende beglazing of glasafscherming. Openingen voor de doorvoer van leidingen, ontluchtingen e.d. dienen niet groter te zijn dan 115 x 240mm en afgedicht met een inbraakwerend rooster. Vloer, plafond of dak Vloer, plafond of dak dienen voldoende inbraakwerend te zijn, als deze vanaf de buitenzijde bereikbaar zijn voor inbrekers. Dat is niet het geval als hierin een gat gemaakt kan worden met handgereedschap, zoals plaatschaar, decoupeerzaag e.d. Is de inbraakwerendheid onvoldoende dan moet niet alleen elektronische bewaking toegepast worden, maar moet ook een fysieke barriere aan de binnenzijde aangebracht worden met staalplaat of strekmetaal. Glasafscherming De glasafscherming kan bestaan uit tralies, rekwerken of strekmetaal. De opening mag een dagmaat van maximaal 150mm hebben en mag niet vergroot kunnen worden door het, met mankracht, buigen of verwijderen van de glasafscherming. Met een rolluik kan de gehele pui afgeschermd worden. |
Alarmeringssystemen AL1 en AL2 |
Als een inbraaksignaleringssysteem melding maakt van een onveilige situatie dan wordt dit
doorgemeld aan een Particuliere Alarmcentrale (PAC), van waaruit actie wordt ondernomen
naar o.a. de politie.
Om sabotage van de transmissieleiding te voorkomen, dient de leiding mechanisch beveiligd te worden. Om sabotage buiten het object te detecteren worden de AL1 en AL2 transmissietrajecten toegepast. Deze zijn vastgelegd in de Europese en ook in Nederland toegepaste norm NEN-EN 50136. Het AL1 traject is van toepassing op de lage risicosegmenten woonhuizen, eenvoudige winkels en bedrijven. Er is sprake van een gekozen verbinding met toepassing van een Automatisch Telefoonkiesapparaat (ATK), GSM telefoon enz. Ook een combinatie van dergelijke systemen is mogelijk. Het AL2 traject is afgestemd op de hoge risicosegmenten en omvat een praktisch continu bewaakte transmissieweg. Welk traject wordt toegepast is afhankelijk van het object en de risicoklasse. Woonhuizen Risicoklasse 2 = AL1 Risicoklasse 3 = AL1 Risicoklasse 4 = AL2 Winkels en Showrooms / Bedrijven en Instellingen Risicoklasse 1 = AL1 Risicoklasse 2 = AL1 Risicoklasse 3 = AL1 of AL2 Risicoklasse 4 = AL2 Voor risicoklasse 3 geldt altijd de toepassing van AL2, behalve voor winkels en showrooms. Hier mag ook AL1 worden toegepast. De ATK moet in de CCS zijn ondergebracht of strak tegen de CCS gemonteerd. Bij AL1 wordt om de 24 uur een controle bericht verstuurd door de inbraakcentrale. Op deze manier wordt de werking van de inbraakcentrale en alarmontvanger van de PAC getest. Bij AL2 is dit om de 15 minuten. Tevens heeft AL2 om de 90 seconden een polling om de verbinding te testen. |
Verbeterde Risicoklasse-indeling |
De Verbeterde Risicoklasse-indeling (VRKI) is een instrument om het inbraakrisico van woningen
en bedrijfspanden te bepalen. Aan de hand van het inbraakrisico kan worden vastgesteld welk
soort preventiemaatregelen getroffen moeten worden, en van welke zwaarte.
Risicoklasse-indeling (RKI) De VRKI is in 2006 en 2007 ontwikkeld door een deskundigenteam van leveranciers van inbraakbeveiliging en verzekeraars. Het instrument is de opvolger van de Risicoklasse-indeling (RKI). De RKI is medio jaren 80 door verzekeringsmaatschappijen ontwikkeld. Gaandeweg zijn ook leveranciers van inbraakbeveiliging hier mee gaan werken. Gebleken is dat zowel de modus operandi van inbrekers als de beveiligingsinzichten in het afgelopen decennium zodanig zijn veranderd dat de huidige RKI niet meer voldoet. Daarom hebben verzekeringsmaatschappijen en leveranciers van inbraakbeveiliging gezamenlijk de RKI verbeterd. Regeling BORG Beveiligingsbedrijf 2005 De VRKI heeft betrekking op de certificering van inbraakbeveiliging volgens de Regeling BORG Beveiligingsbedrijf 2005. Gecertificeerde bedrijven zijn verplicht om in de ontwerpfase van de beveiliging van dit instrument gebruik te maken. Vanaf 1 januari 2008 moet in het kader van de Regeling BORG Beveiligingsbedrijf gebruik gemaakt worden van de Verbeterde Risicoklasse-indeling (VRKI). Gebruik is al toegestaan voor nieuwe projecten vanaf 1 oktober 2007. Gebruik van de oude RKI is niet meer toegestaan vanaf 1 juli 2008. De volgende documenten zijn beschikbaar: Verbeterde Risicoklasse-indeling (VRKI) - Woningen Verbeterde Risicoklasse-indeling (VRKI) - Bedrijven Verbeterde Risicoklasse-indeling (VRKI) - Definities De VRKI heeft de steun van Uneto-VNI en het Verbond van Verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars heeft het CCV verzocht om het beheer van de VRKI te verzorgen. Met ingang van 1 januari 2008 is de oude Risicoklasse-indeling (RKI) dus achterhaald. In de VRKI-definities vallen o.a. de volgende punten op: - De VRKI houdt meer rekening met de praktijk. - Het begrip gelijkwaardigheid is geintroduceerd. - Het uitgangspunt zijn de prestatie-eisen. - Beveiligingsplan heeft betrekking op (deel)bouwwerk / terrein. - Aard en ligging van het object is niet meer van belang. - Optische alarmgever hoeft niet gecertificeerd te zijn. - PVE = TBV-er of MBV-er bij klasse 1 en 2. - Het PVE is voor alle klassen noodzakelijk. . PVE is de leidraad voor een beveiligingsplan. . Attractiviteit voor eigen gebruik is 1 nivo lager. - Opleveringsbewijzen zijn weer van toepassing. - Certificaten per risico gebied. . Bij klasse 4 moet PVE getekend worden door verzekeraar. . Als verzekeraar niet tekend, dan opleveringsbewijs. - PKVW = O1 + B1 - Gebruik van een logboek is verplicht gesteld. - Aansluiting op de europese regelgeving. - Openstand detectie op: . entreedeuren . nooduitgangen . rolluiken met een beveiligingsfunctie . deuren van waardebergingen . deur waarachter de CCS is opgesteld . bij bedrijven CCS in afgesloten ruimte plaatsen verplicht - Er wordt gesproken over schildetectie met: . glasbreukdetectie en trillingsdetectie . inpandige ruimtedetectie . buitendetectie . videobewaking met motiondetectie - Componenten moeten voldoen aan NEN-EN 50131 t/m 50136 . of Technische specificaties volgens REQ-lijst - Tot 1-1-2012 zijn ook productcertificaten geldig van: . ANPI, Certec, VDS, NFA2P, IMQ enz. . deze producten staan op REQ- en NCP-lijst - Nieuwe termen Grade 1 t/m 4 en Class 1 t/m 4 . Grade heeft niveau van de aanvaller aan . Class heeft betrekking op temperatuur en rel. vochtigheid - Bij grote volumes ook detectie in het compartiment. - Palfonddetector boven 2,8 meter, geen antimask nodig. - Hoofdstuk over bouwbesluit en brandpreventie rookmelders - Toepassing camerasystemen, toegangscontrole en buitendetectie - Vier niveau's voor alarmopvolging - Beschrijving van alarmverificatie is in ontwikkelingsstadium . inkijken . inluisteren . dubbele zone . Persoonlijke verificatie - Alarm over IP . AL1 = IP over internet . AL2 = besloten IP/VPN . Voorkeuzeschakeling - AL0 . akoestische alarmering binnen en/of buiten . optische alarmering (flitser) . melding naar (mobiele) telefoon . alleen bij Ed niveau - AL1 / AL2 . minimale geluidsterkte is 60dB(A) naast attractieve goederen . bij sabotage sirene moet een tweede sirene nog functioneren . de dubbele sirene geldt ook bij een deel inschakeling . aparte gezekerde sirene-uitgangen . eis geldt niet bij eenvoudige woningen in klasse 1, 2 en 3 - AL3 . backup via kabel, mobiel, tweede fysieke aansluiting enz. . backup moet voldoen aan AL1 . doormelding als een van de twee verbindingen uitvalt |
ELECTRO-FICTION Website
. Auteur: Wim Klein . Update: 16-3-2008 |